- blind
- adj. blind; verblind--------n. gordijn; mom; misleiding--------v. verblindenblind1[ blajnd] 〈zelfstandig naamwoord〉1 scherm ⇒ jaloezie, zonnescherm, rolgordijn2 voorwendsel ⇒ uitvlucht, dekmantel3 〈Amerikaans-Engels〉schuilhut 〈van jagers〉 ⇒ schuilplaats, observatiehut4 〈Brits-Engels; slang〉zuippartij♦voorbeelden:1 pull down the blinds • trek de jaloezieën naar beneden2 his job is a blind for his spying activities • zijn baantje is een dekmantel voor zijn spionagewerk→ VenetianVenetian/————————blind2〈bijvoeglijk naamwoord; blindness〉1 blind ⇒ zonder te (kunnen) zien; 〈figuurlijk〉 ondoordacht, roekeloos2 blind ⇒ zonder begrip, ongevoelig3 blind ⇒ onoverzichtelijk, aan het oog onttrokken4 doodlopend ⇒ 〈figuurlijk〉 zonder vooruitzichten5 blind ⇒ zonder opening♦voorbeelden:1 blind anger • blinde woedeas blind as a bat/mole • zo blind als een mol, stekeblindblind faith • blind geloof/vertrouwenblind landing • blinde landing 〈op de instrumenten〉he was blindly groping his way through the forest • tastend zocht hij zijn weg door het bosblindly follow the leader • onvoorwaardelijk de leider volgenblind in one eye • blind aan één oogblind with rage • blind van woedethe blind • de blinden2 be blind to someone's faults • geen oog hebben voor de fouten van iemand3 blind corner • blinde hoek4 blind alley • doodlopend straatje¶ not a blind bit of • geen schijn van, niet de/het minste〈informeel〉 blind date • afspraak tussen elkaar nog onbekende man en vrouw; elk van de partners daarbijturn a blind eye to something • iets door de vingers zien, een oogje dichtknijpen voor ietsblind letter • onbestelbare brief————————blind3〈werkwoord〉1 verblinden ⇒ blind maken2 verblinden ⇒ misleiden, begoochelen3 verduisteren ⇒ verbergen, overschaduwen4 blinddoeken♦voorbeelden:2 blind someone with science • iemand overstelpen/overdonderen met kennis/feiten3 the shrubbery blinds the windows • de heesters verduisteren het raam————————blind4〈bijwoord〉1 blind(elings) ⇒ ondoordacht, roekeloos♦voorbeelden:1 fly blind • blind/op de instrumenten vliegen¶ blind drunk • stomdronken
English-Dutch dictionary. 2013.